Een toegangspoort tot het bovennatuurlijke: aanbidden vanaf heilige grond
Leestijd: 2 min.
|
In Hem bent u ook, toen u tot geloof kwam, verzegeld met de Heilige Geest van de belofte, Die het onderpand is van onze erfenis, tot de verlossing die ons ten deel viel, tot lof van Zijn heerlijkheid.
(Efeziërs 1:13b-14)
Een toegangspoort tot het bovennatuurlijke: aanbidden vanaf heilige grond
Een mooie illustratie van wat we ontvangen door de doop in de Heilige Geest staat vermeld in het verhaal van de genezing van Naäman, de Syrische melaatse, dat we vinden in 2 Koningen 5. Als gevolg van zijn wonderbare genezing kwam Naäman tot de erkenning dat de Heer, JHWH, de God van Israël, de enige ware God is. Hij wist echter ook dat hij al spoedig zou moeten terugkeren naar een onrein, heidens land en daar betrokken zou worden in de afgodische ceremoniën van een heidense tempel. Met dit in gedachten, lezen we in 2 Koningen 5:17 dat Naäman een heel speciaal verzoek deed voordat hij het land Israël verliet:
Naäman zei daarop: …laat dan toch aan uw dienaar een last aarde gegeven worden, zoveel als een span muildieren dragen kan, want uw dienaar zal geen brandoffer of slachtoffer meer brengen aan andere goden, dan alleen aan de HEERE.
Waarom wilde Naäman zo graag deze hoeveelheid aarde uit het land Israël mee naar huis nemen? Hij was zich de heiligheid van de Heer bewust geworden en, in tegenstelling daarmee, van de onreinheid van zijn eigen land en volk. Daarom was hij vastbesloten om nooit meer vanaf onreine aarde te aanbidden.
De heiligheid van de Heer vereiste dat Naäman op aarde van Gods eigen land zou staan wanneer hij Hem aanbad. Aangezien Naäman niet permanent in het land van Israël kon blijven, besloot hij een gedeelte van Israëls grond met zich mee naar huis te nemen en daar, op die aarde, zijn eigen speciale plaats te maken voor aanbidding.
Zo is het ook met de gelovige die in de Geest gedoopt is… Hij verwerft een nieuw begrip van Jezus’ woorden in Johannes 4:24: God is Geest en wie Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid.
Zo’n gelovige kan niet langer tevreden zijn met alleen maar de vormen en ceremoniën van de door mensen bedachte aanbidding. Die gelovige is in het hemelse land geweest en heeft een glimp opgevangen van de heerlijkheden daarvan en van de heiligheid van God. Hij heeft een hoeveelheid van die gewijde grond met zich mee terug genomen. In wat voor omstandigheden hij ook terecht zal komen, hij aanbidt nu niet meer op onreine grond, maar op heilige grond. Hij aanbidt in de Geest, dat wil zeggen in de Heilige Geest, en in waarheid.
Wat geldt voor de aanbidding van de Geestvervulde gelovige, geldt eveneens voor ieder ander aspect van zijn ervaring. Door de doop in de Geest is hij een nieuw soort van bovennatuurlijk leven binnengegaan. Het bovennatuurlijke is natuurlijk geworden.
|