Als de priester het allerheiligste was binnengekomen met de wierook en het bloed, moest hij dit bloed zeven maal sprenkelen op het verzoendeksel, als beeld van de volmaakte verzoening. Ook moest hij het er zeven keer vlak vòòr sprenkelen. Gods opdracht was heel specifiek - niet zes of acht keer, maar zeven. In Jesaja vinden we een beeld van het lijden van Jezus - het meest heldere beeld uit het Oude Testament van die lijdensweg voor onze zonden. Daarom zal Ik (God) hem (Jezus) een deel geven onder velen en met machtigen zal hij de buit verdelen, omdat hij zijn leven heeft uitgegoten in de dood. (53:12, NBG) Het is mooi om te zien dat hier in Jesaja 53:12 voor 'leven' opnieuw het woord nefesh staat: 'ziel'. In Leviticus 17:11 lazen we al: het leven is in het bloed. Toen Jezus verzoening deed voor onze zonden, goot Hij zijn ziel uit in zijn bloed. Zijn bloed is het kostbaarste wat er is in het hele universum, want in dat bloed zit de ziel van God, de Schepper. Er is meer kracht in één druppel van het bloed van Jezus dan in het hele koninkrijk van satan. Het levensbloed van Jezus is het leven van God de Schepper zelf - een leven dat groter is dan het hele universum en alles wat Hij ooit geschapen heeft. Dat leven wordt vrijgezet door het bloed van Jezus. Toen Hij zijn bloed uitgoot, werd Hij de levengever. We mogen ons nooit, nooit, nooit afkeren van het bloed van Jezus. Er is geen andere verzoening voor onze zonden en geen andere bron van leven. Een van onze grootste problemen is dat we niet genoeg stilstaan bij de kracht van dat bloed. |