Doe jij al mee met onze cursus: 'Leven in Gods aanwezigheid? Schrijf je nu in!

sluit
Shop Doneer

Levend geloof groeit

Leestijd: 2 min.
Het laatste deel van wat Jakobus leert over geloof en werken in hoofdstuk 2:14-26, is een conclusie van de vijf ervoor die we de afgelopen dagen behandeld hebben. Want zoals het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder de werken dood (vers 26). Jacobus besluit zijn analyse met een directe, overduidelijke vergelijking: geloof zonder werken is als een lijk. Het is misschien wel een mummie, zorgvuldig geconserveerd in een religieuze omgeving, maar niettemin is het dood. Het enige wat leven aan een lichaam kan geven is de geest. Zo zijn werken, gepaste actie, het enige wat leven kan geven aan geloof. Geloof dat levend is door werken, is in beweging en groeit. In Romeinen 4:11-12 zet Paulus Abraham neer als een voorbeeld van geloof: En hij heeft het teken van de besnijdenis ontvangen als een zegel van de gerechtigheid van het geloof dat hij had toen hij nog onbesneden was, opdat hij een vader zou zijn van allen die geloven, hoewel zij onbesneden zijn, opdat ook hun de gerechtigheid toege­rekend zou worden; en om een vader te zijn van hen die besneden zijn, voor hen namelijk, die niet alleen besneden zijn, maar die ook wandelen in de voetsporen van het geloof van onze vader Abraham dat hij had toen hij nog onbesneden was.

Allereerst legt Paulus uit dat Abraham niet rechtvaardig werd door de besnijdenis. Hij ontving de besnijdenis als een uiterlijk teken van de gerechtigheid die hij ontving op basis van het geloof. Vervolgens zegt Paulus dat Abraham, door zijn geloof, de vader is geworden van alle gelovigen, al dan niet besneden. Paulus stelt echter een voorwaarde om afstammelingen van Abra­ham te worden: dat we ook in het voetspoor van het geloof van onze vader Abraham gaan dat hij in zijn onbesneden staat bezat. Paulus spreekt hier over 'het voetspoor' oftewel 'de stappen' van Abrahams geloof. Geloof is nooit statisch. Het is geen houding of positie. Het is een voortgaande wandel, stap voor stap. Iedere stap ontspringt in onze persoonlijke relatie met God. Om deze reden kunnen we geen allesomvattende regels vaststellen hoe iedere gelovige hoort te handelen. Gelovigen bevinden zich in verschillende stadia van hun geloofswandel. Een gelovige die vele jaren in het geloof wandelt, hoort verder op de weg te zijn dan een pasbekeerde. Wat God van een volwassen gelovige verlangt, verschilt van wat Hij vraagt van iemand die pas bekeerd is. Dit maakt overigens van de eerstgenoemde geen 'betere christen', er bestaan namelijk geen 'betere' of 'slechtere' christenen. In je persoonlijke geloofswandel moet je de stap nemen die past bij jouw relatie met God op dat moment. Je hoeft niet noodzakelijk dezelfde stappen te doen als andere gelovigen. Wel kan je je laten uitdagen tot dezelfde geloofsstappen als christenen die meer volwassen zijn dan jij. Geloof is dus een wandel - het resultaat van een voortgaande persoonlijke relatie tussen God en jou. Iedere stap in die wandel is een daad van gehoorzaamheid. Als je zo wandelt in een goede relatie met God, die tot uitdrukking komt in steeds meer daden van gehoorzaamheid, dan groeit ons geloof naar volwas­senheid.
Heer, ik kies voor geloof dat leeft, door in gehoorzaamheid de werken te doen die passen bij de stap die U op dit moment voor mij heeft. Dank U wel dat U niets vraagt wat ik nog niet kan, maar dat U die stap van mij vraagt waar ik aan toe ben, waardoor ik mag groeien in geloof.