De Bijbel is een uitermate praktisch boek. God zegt ons in Zijn Woord niet alleen maar: ,,Wees volmaakt...'', maar Zijn Woord reikt ons ook een heel programma aan, een stappenplan dat we kunnen volgen om volmaakt te worden. Dit stap-voor-stap proces staat voor ons geschetst in de tweede brief van Petrus. Hoofdstuk 1 van Petrus' tweede brief schetst ons een aantal fundamentele waarheden om ons op dat proces voor te bereiden. Daarna beschrijft Petrus een aantal door specifieke 'bouwstenen' die nodig zijn voor het proces van volwassenwording. In dit hoofdstuk zullen we kijken naar de allereerste waarheden of principes die ons inzicht geven in het bouwproces. We beginnen onze studie bij het eerste vers: Simeon Petrus, een dienstknecht en apostel van Jezus Christus. (2 Petrus 1:1) Hierbij wil ik direct al even pauzeren en opmerken dat het woord dat hier vertaald is met 'dienstknecht' in de oorspronkelijke Griekse tekst staat als 'slaaf'. Heb je ooit wel eens opgemerkt dat Nieuwtestamentische apostelen zichzelf altijd in de eerste plaats 'slaaf' (meestal vertaald als 'dienstknecht') noemen, en pas daarna 'apostel'? Als je iemand ontmoet die zichzelf in de eerste plaats 'apostel' noemt en pas in tweede instantie (of helemaal niet...) 'dienstknecht', wees dan op je hoede. Misschien moet je je zelfs afvragen of die persoon wel werkelijk een apostel is... Jarenlang had ik een vriend die was opgegroeid in een bepaalde denominatie in Wales. Hij was nogal teleurgesteld geraakt in sommige van de mensen die zichzelf 'apostel' noemen. Tot op zekere hoogte had hij het gevoel dat zij de mensen die zij leiding gaven eerder domineerden dan dienden. Of dat wel of niet het geval was laat ik in het midden, maar mijn vriend had die indruk. Hij zei: ,,Ik realiseerde me: in het Nieuwe Jeruzalem zullen de apostelen het fundament zijn... Zij zullen niet de mensen zijn aan de top, die jou klein houden; zij zullen juist de mensen onderaan zijn, die jou dragen. Dat perspectief zou wellicht een groot verschil maken voor mensen met aspiraties voor apostelschap, denk je ook niet? Vele jaren geleden gaf ik ergens onderwijs over de belangrijkste bedieningsgaven uit Efeziërs 4 (apostel, herder, profeet, leraar en evangelist) Ik had bedoeld om de gave van apostelschap slechts kort en bondig te behandelen, en dan door te gaan met de andere vier. Maar op de een of andere manier bleef ik hangen bij de gave van apostelschap. Terwijl ik stond les te geven, zag ik een aantal jonge mannen steeds enthousiaster worden. Ze zagen zichzelf al helemaal in de rol van apostel. Dus ik dacht bij mezelf: hier kan ik beter iets aan doen... Dus ik vroeg mijn toehoorders: 'Hoeveel van jullie willen graag apostel worden? Een hoop staken hun hand op. Toen zei ik: ,,Wacht even, dan zal ik jullie de taakomschrijving in detail voorlezen.'' Vervolgens las ik de volgende verzen uit de NIV-vertaling voor, die heel levendig is in haar verwoording. Ik las 1 Korinthiërs 4 vanaf vers 8. Daar schrijft Paulus het volgende aan de christenen in Korinthe: U bent al verzadigd, u bent al rijk geworden, u bent al gaan regeren zonder ons. Regeerde u ook maar, opdat ook wij met u zouden mogen regeren! Want ik denk dat God ons, de laatste apostelen, heeft tentoongesteld als mensen die ter dood veroordeeld zijn. Wij zijn immers een schouwspel geworden voor de wereld en voor engelen en voor mensen. Wij zijn dwaas om Christus' wil, maar u bent wijs in Christus, wij zwak, maar u sterk, u geëerd, maar wij veracht. Tot op dit moment lijden wij én honger én dorst, én zijn wij naakt, én worden wij met vuisten geslagen, én hebben wij geen vaste woonplaats, én spannen wij ons in door met onze eigen handen te werken. Worden wij uitgescholden, dan zegenen wij. Worden wij vervolgd, dan verdragen wij. Worden wij belasterd, dan bidden wij. Wij zijn geworden als het uitvaagsel van de wereld en het afschraapsel van allen tot nu toe. (1 Korinthiërs 4:8-13) Vervolgens vroeg ik opnieuw: ,Zo, wie willen er graag apostel worden?' Deze keer gingen er niet zoveel handen omhoog. Deze discussie, over apostelen die zich als dienaars opofferen voor Gods kinderen, is binnen onze studie een beetje een zijpad, maar ik geloof dat deze nuchtere, reële benadering van dienaarschap beslist op Gods hart is voor Zijn kinderen in onze tijd. |