Want met één offer heeft Hij tot in eeuwigheid volmaakt hen die geheiligd worden (Hebreeën 10:14). In dit vers komen we twee veelbetekenende werkwoordsvormen tegen. De eerste is de volmaakte vorm: Want met één offer heeft Hij tot in eeuwigheid volmaakt... Je kunt hier letterlijk zeggen: Het offer is volmaakt volmaakt, of volkomen volmaakt. Juist voor deze tekst schreef de schrijver iets over Jezus: ...maar deze Priester is, nadat Hij één slachtoffer voor de zonden geofferd had, tot in eeuwigheid gezeten aan de rechterhand van God.(vers 12) Hier zien we een opvallend contrast met de oudtestamentische priesters. 'Gewone' priesters stonden overeind om hun taak te vervullen, terwijl Jezus na zijn offer ging zitten. Waarom deed Jezus dat? Omdat Hij niets meer hoefde te doen. Hij had alles gedaan wat nodig was. De taak van de oudtestamentische priesters ging altijd door en kwam ieder jaar terug, want hun offers losten niet het echte probleem op. Jezus' dood aan het kruis was een volmaakte, afgesloten daad. Wat Jezus heeft gedaan is compleet en volmaakt. Er hoeft niets aan toegevoegd te worden, en er kan niets aan worden afgedaan. Jezus' offer is altijd werkzaam. Daarom is de een volmaakte werkwoordsvorm gebruikt, want de kracht van zijn offer overstijgt de tijd. Als de schrijver dan verder gaat over hen die Jezus' offer toepassen in hun leven, zegt hij: heeft Hij tot in eeuwigheid volmaakt hen die geheiligd worden. 'Die geheiligd worden' staat in de tegenwoordige voortdurende tijd. Wat Jezus heeft gedaan is volmaakt, en onze toepassing daarvan blijft voortduren. Wij, die geheiligd zijn, blijven meer en meer geheiligd worden voor God. Naarmate we dichter tot God naderen en meer van Gods voorzieningen en beloften toepassen, komen we meer en meer binnen in de volledige voorziening van het offer van Christus. |