Gisteren lazen we in Openbaring 12:10, over de ‘aanklager van onze broeders’, die ons dag en nacht beschuldigt en aanklaagt voor de troon van God, die is neergeworpen’… Het vers vervolgt met:
En zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis, en zij hebben hun leven niet liefgehad, tot in de dood. Daarom, verheugt u, gij hemelen en wie daarin wonen. Wee de aarde en de zee, want de duivel is tot u neergedaald in grote grimmigheid, wetende, dat hij weinig tijd heeft. (Openbaring 12:11-12)
Dit Bijbelgedeelte toont aan dat satan nog steeds toegang heeft tot de tegenwoordigheid van God, en hij gebruikt die mogelijkheid om Gods volk aan te klagen in Gods aanwezigheid. Het is duidelijk dat de gedeelten die ik hiervoor heb aangehaald, spreken over een periode lang na satans oorspronkelijke rebellie. Wat is dan het antwoord? Er is meer dan één hemel. Dit blijkt mijns inziens duidelijk uit verschillende gedeelten door de hele Bijbel heen. In het eerste vers van de Bijbel, Genesis 1:1, staat: In den beginne schiep God de hemel en de aarde. Het Hebreeuwse woord voor hemel is sjamajiem, en de uitgang ‘…iem’ duidt op een meervoud. De eerste keer dat het woord hemel in de bijbel voorkomt, staat het dus in het meervoud: God schiep de hemelen ende aarde.
In 2 Kronieken 2:6 lezen we een uitspraak van Salomo in het gebed dat hij tot de Heer opzond bij de inwijding van de tempel: Wie zou in staat zijn voor Hem een huis te bouwen, want de hemel, zelfs de hemel der hemelen, kan Hem niet bevatten.
Hieruit blijkt opnieuw duidelijk dat er meer dan één hemel is. Dit gedeelte vanuit de grondtekst suggereert dat de hemel dus ook een hemel heeft, oftewel, er bestaat een hemel die zo hoog boven de hemel is, als dat ‘onze’ hemel boven de aarde is. In 2 Korinthiërs 12:2-4 zegt Paulus het expliciet:
Ik weet van een mens in Christus, veertien jaar is het geleden – of het in het lichaam was, weet ik niet, of dat het buiten het lichaam was, weet ik niet, God weet het – dat die persoon weggevoerd werd tot in de derde hemel. En ik weet van die persoon – of het in het lichaam of buiten het lichaam was, weet ik niet, God weet het – dat hij weggevoerd werd naar het paradijs en onuitsprekelijke woorden gehoord heeft, die het een mens niet geoorloofd is uit te spreken.
|